Jo Brouns

View Original

Verstrengde ketenaansprakelijkheid bij illegale tewerkstelling moet einde maken aan kluwen van malafide constructies

Voor de zoveelste keer komen verhalen van moderne slavernij aan het licht. Onder een kluwen van onderaannemingen gaan soms verhalen van illegale tewerkstelling en menselijke uitbuiting schuil. Vlaams minister van Werk Jo Brouns neemt via een nieuw decreet op de ketenaansprakelijkheid een grote stap voorwaarts richting een nultolerantiebeleid ten aanzien van malafide bedrijven die zich verschuilen achter zulk kluwen van constructies om illegale tewerkstelling en uitbuiting te maskeren. Zo zullen ondernemingen die betrokken zijn bij een werf vanaf nu sneller verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de sociale bescherming van werknemers op die werf, wanneer zij bepaalde voorwaarden niet naleven. Zo wordt vanaf nu een ‘minimale zorgvuldigheidstoets’ vereist van een (hoofd)aannemer wanneer hij met een onderaannemer in zee gaat en kan deze zich niet meer verschuilen achter clausules waarmee zij meteen hun verantwoordelijkheden afschuiven naar hun onderaannemers.

Alle werknemers in Vlaanderen, ook niet-EU werknemers verdienen een goede bescherming op de arbeidsmarkt. Zo bestaat er een minimumloon, zijn er verplichtingen rond extra vergoedingen en bestaat er het recht op vakantie en ziekteverlof. Echter zijn er recent grootschalige inbreuken op deze basisrechten vastgesteld. Zo kwamen er de voorbije zomer nog inbreuken bij meer dan 300 uitgebuite niet-EU werknemers aan het licht bij Borealis en werden er onregelmatigheden vastgesteld bij Antwerp Container Transport International (ACT) en BASF.

Met nieuwe maatregelen wil minister Brouns illegale tewerkstelling verder aanpakken. Zo wordt het inspectiekorps van de Vlaamse Sociale Inspectie uitgebreid met 5 extra inspecteurs. Ook worden de boetes per illegaal tewerkgestelde werknemer verhoogd naar 2.400 tot 24.000 euro per illegaal tewerkgestelde werknemer. Illegale tewerkstelling wordt strenger beboet in de strijd tegen uitbuiting en sociale fraude.

Via het nieuwe decreet op de ketenaansprakelijkheid wordt de verantwoordelijkheid van aannemers verscherpt. ‘Ons huiswerk is gedaan,’ klinkt het bij een vastberaden minister Brouns. ‘Wie in Vlaanderen werkt, moet in Vlaanderen beschermd worden. Dat is een basisrecht.’ Deze maatregelen worden opgevolgd met een plan van aanpak om samen te werken met de verschillende sectoren in de strijd tegen sociale dumping. ‘Onze Vlaamse ondernemingen behandelen hun werknemers correct en rechtvaardig. Zij staan aan onze kant in een strengere aanpak van de rotte appels. Samen met hen zal ik iedereen beschermen die in Vlaanderen werkt,’ aldus minister Brouns.

Een kluwen van onderaannemingen

Het vrij verkeer van personen en diensten zijn twee fundamenten van Europa en de Europese welvaart. Via het vrij verkeer van diensten kunnen ook niet-Europese werknemers vanuit een Europees land bij ons tewerkgesteld worden via de zogenaamde detacheringen. Dit systeem is al jaren populair bij werkgevers en creëert ook een economische meerwaarde in onze regio. Zo zijn er vandaag 160.000 gedetacheerden, waaronder ook niet-EU gedetacheerden, aan de slag in Vlaanderen. Via het klassiek economisch migratiekanaal zijn er vandaag ongeveer 13.000 werknemers via een arbeidskaart aan de slag.

In verschillende dossiers is er echter sprake van ‘oneigenlijke detachering’, waarbij een niet-Europese werknemer een vervalste goedkeuring krijgt via onderaannemingen in een Europees land om van daaruit gedetacheerd te worden naar een Vlaamse opdrachtgever. Zo worden werknemers tewerkgesteld die niet beschikken over geldige verblijfsdocumenten of toelatingen tot arbeid. De circuits die deze vorm van uitbuiting mogelijk maken, lopen via een alsmaar groter kluwen van constructies in steeds meer lidstaten, zodat het langer duurt en complexer wordt om alles te verifiëren en te bewijzen. Er wordt gebruik gemaakt van ketens met vele onderaannemers.

Wanneer er inbreuken worden vastgelegd, leggen malafide bedrijven te gemakkelijk de verantwoordelijkheid bij die onderaannemers. Ondanks de reeds bestaande aansprakelijkheid, laten (hoofd)aannemers contractueel opnemen dat zij niet verantwoordelijk zijn of niet op de hoogte zijn van de toestand van tewerkstelling van werknemers bij hun rechtstreekse onderaannemers. Door deze clausule op te nemen, kunnen zij op geen enkele manier verantwoordelijk worden gesteld voor illegale tewerkstelling bij hun rechtstreekse onderaannemers.

De Vlaamse Regering heeft zich voorgenomen om dergelijke misbruiken in de toekomst tegen te gaan, op te sporen en te sanctioneren. Zowel op het vlak van uitbuiting als van constructies die als doel hebben verantwoordelijkheid te ontlopen, wordt een nultolerantie gehanteerd. Zo zullen (hoofd)aannemers vanaf nu verplicht worden om een ‘minimale zorgvuldigheidsplicht’ na te leven.

Minimale zorgvuldigheidsplicht

Met de minimale zorgvuldigheidsplicht zullen (hoofd)aannemers bepaalde gegevens van rechtstreekse onderaannemers moeten laten aanbrengen om te staven dat zij voldoen aan de wettelijke voorschriften. Wanneer deze gegevens illegale tewerkstelling aan het licht brengen, of wanneer onvoldoende gegevens aanwezig zijn, wordt de (hoofd)aannemer verplicht om de onderaannemer op het matje te roepen. Als de onderaannemer vervolgens niet ingaat op deze vraag, is de (hoofd)aannemer verplicht om de Vlaamse sociale inspectie op de hoogte te stellen. Welke gegevens onder deze minimale zorgvuldigheidsplicht vallen, wordt nu opgemaakt in samenspraak met de verschillende sectoren, zodat de nieuwe regelgeving in voege kan treden tegen de zomer van 2023.

Door de onderneming voortaan te verplichten om een aantal elementen te verifiëren als er beroep wordt gedaan op een (onder)aannemer, wordt het onmogelijk gemaakt om zich te verschuilen achter een malafide kluwen aan constructies.

‘Zo stellen we paal en perk aan het kluwen van onderaannemingen die malafide bedrijven opwerpen om werknemers uit te buiten,’ zegt minister Brouns, ‘maar doen we dit wel met respect voor het vermoeden van onschuld, dat fundamenteel is in onze rechtstaat.’ Ook een rechtvaardige (hoofd)aannemer kan immers te maken krijgen met sociale dumping bij onderaannemers. ‘Met de minimale zorgvuldigheidsplicht worden correcte ondernemingen gesterkt in het weren van malafide onderaannemers,’ concludeert een vastberaden Brouns, ‘maar ook aannemers die wel malafide intenties hebben, kunnen zo niet langer hun handen in onschuld wassen. Ik voel mij hier ook gesterkt door de steun van de werkgevers. We voeren deze strijd samen.’

Of een onderneming mede aansprakelijk is voor inbreuken, zal nog steeds door de sociale inspectie moeten worden bewezen. Dit wordt geval per geval beoordeeld. Het zal de combinatie van verschillende factoren zijn die de schuld van een onderneming zal aantonen. Met dit regelgevend initiatief is het geenszins de bedoeling dat onze ondernemingen zelf de rol van inspectie opnemen maar dat ze op basis van de ingebouwde zorgvuldigheidstoets op een eenvoudige manier sneller malafide onderaannemers kunnen detecteren.