Ambitieuzere energiebeleidsovereenkomsten en aanscherping wetgeving moet energietransitie industrie bevorderen

Vlaanderen wil de komende jaren grote stappen vooruit zetten om de klimaat- en energietransitie zo snel mogelijk tot een goed einde te brengen.. Ook voor bedrijven is het daarbij van het grootste belang om hun energiebesparingspotentieel te realiseren.  Dit niet alleen om hun CO2-emissies te verminderen, maar ook om hun concurrentiepositie te verbeteren door de energiekosten te drukken. De Vlaamse overheid stimuleert al lange tijd ondernemingen om de energie-efficiëntie van hun processen te optimaliseren en zo veel mogelijk energie te besparen. Om nog meer ondernemingen aan te zetten om hieraan aandacht te besteden, gaan enkele nieuwe maatregelen van start.

Nieuwe energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) omwille van voorgaand succes

Eind december 2022 lopen de huidige energiebeleidsovereenkomsten (EBO’s) af die in 2015 werden opgestart. Deze EBO’s zijn een vrijwillige samenwerking tussen de Vlaamse overheid en energie-intensieve ondernemingen met een industriële activiteit, waarbij de deelnemende ondernemingen zich engageren om bijkomende inspanningen te leveren ten opzichte van wat wettelijk verplicht is op het vlak van energie-efficiëntie om zo de energie-efficiëntie van hun onderneming te verhogen.

Cijfers tonen aan dat de maatregel enorm succesvol is. Anno 2020 waren 349 vestigingen toegetreden tot één van de EBO’s (140 VER-bedrijven en 209 niet VER-bedrijven). Hiermee is ca. 98% van het energiegebruik van de energie-intensieve industrie gevat. De gerealiseerde energiebesparingen bij EBO-bedrijven leveren een zeer belangrijke bijdrage aan de energiebesparingsdoelstellingen opgelegd aan Vlaanderen via de Europese richtlijn energie-efficiëntie. Voor de periode 2014-2020 bedraagt de totale bijdrage  van 34,3miljoen MWhfinaal ten opzichte van de Vlaamse energie-efficiëntiedoelstelling van 47,75 miljoen MWhfinaal, het equivalent van het aardgasverbruik van 2 miljoen gezinnen (een gemiddeld Vlaams gezin dat verwarmt op aardgas heeft een verbruik van 17 MWh) De EBO’s realiseren dus ca. twee derden van de Vlaamse energie-efficiëntie doelstelling. Volgens de Commissie Energiebeleidsovereenkomsten, die de uitvoering van de EBO monitort, bedroegen in 2020 de vermeden CO2-emissies bijna 1.727 kton CO2, wat overeenkomt met ongeveer 13 miljard niet gereden auto-kilometers. De energiebeleidsovereenkomsten vormen zo al jaren het speerpunt van het Vlaams industrieel energiebeleid én maakten dat Vlaanderen het enige gewest is van ons land dat de energiebesparingsdoelen halen

De verderzetting van de EBO’s zijn een beslissing van minister Demir en minister Brouns, die hiermee uitvoering geven aan het Vlaams regeerakkoord. Hiermee wordt het ambitieniveau van de nieuwe energiebeleidsovereenkomsten dan ook opgetrokken.  De doelgroep van de EBO’s wordt dan ook uitgebreid naar alle energie-intensieve ondernemingen; in het najaar kunnen zo’n 500 ondernemingen - met een energiegebruik van tenminste 27,8 GWh (= energiegebruik van 1350 gezinnen) - opnieuw toetreden tot een EBO die 4 jaar zal duren, van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2026. Een groot verschil met de vorige EBO-periode is dat de definitie van rendabele maatregelen[1] worden verstrengd met 2%. Bedrijven zullen dus méér en sneller investeringen moeten doen in energiebesparing. De EBO’s worden tegelijk verbreed met o.a. een klimaatcomponent. VER-bedrijven moeten een klimaatroadmap opmaken, terwijl niet-VER-bedrijven een energie-en klimaataudit moeten uitvoeren. Het doel is om de energie-efficiëntie binnen de Vlaamse energie-intensieve industrie te verbeteren én zodoende de CO2-uitstoot te verlagen, zonder de groeikansen en continuïteit van de onderneming te schaden.

”Van de industrie verwachten we de komende jaren grote investeringen in de klimaat- en energietransitie, maar ze hebben er zélf ook alle baat bij. Ze nemen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, dragen bij tot een betere leefomgeving, maar drukken tegelijk hun eigen energiekosten”, klinkt het bij Vlaams minister van Energie Zuhal Demir.

 ‘Iedereen moet zijn steentje bijdragen in de klimaat- en energietransitie, ook de industrie,’ vult minister van Economie Jo Brouns aan. ‘Dit is een maatschappelijk engagement en een verantwoordelijkheid die we allen dragen. Maar voor al de inspanningen die verwacht worden, zullen zij ook mee in de voordelen genieten.’ 

Versterkte wetgeving

Om nog meer ondernemingen aan te zetten om energie te besparen, komt er nu ook een specifieke energiewetgeving voor niet energie-intensieve ondernemingen. Niet energie-intensieve ondernemingen hebben een niet te onderschatten energiebesparingspotentieel. Met een energiegebruik tussen de 5,6 GWh en 27,8 GWh gebruiken zij gemiddeld evenveel energie als ca. 270 tot 1350 Vlaamse gezinnen. De huidige Vlaamse energie-regelgeving legt tot nu toe geen verplichtingen op aan niet energie-intensieve ondernemingen om zich met energiebeheer bezig te houden. Daar brengt de Vlaamse Regering vanaf nu  verandering in.

Concreet moeten niet energie-intensieve ondernemingen een energieaudit laten opmaken die hen een duidelijk inzicht geeft in de concrete energiebesparende maatregelen die kunnen worden gerealiseerd in de onderneming. De rendabele maatregelen (IRR groter dan 13%) moeten vervolgens verplicht worden uitgevoerd binnen een periode van 4 jaar. Daarnaast moeten kmo’s met een energiegebruik tussen 5,6 en 13,9 GWh een globale energiebalans opstellen waarin zowel het energiegebruiksprofiel als de energiestromen van de onderneming in kaart worden gebracht. Ook moet deze groep ondernemingen een reeks no-regret maatregelen uitvoeren om de energie-efficiëntie van hun onderneming verder op te drijven. Het doel van dit versterkt wetgevend kader is om de energie-efficiëntie van een 1500-tal niet energie-intensieve ondernemingen te verbeteren, hun kosten te drukken én op die manier een bijdrage te leveren aan de realisatie van de energie-efficiëntie- en klimaatdoelstellingen.

Nieuwe regeling voor compensatie indirecte emissiekosten

De compensatie voor indirecte emissiekosten compenseert de hoge Europese CO₂-kosten van de elektriciteitsintensieve industrie. Deze regeling zorgt ervoor dat onze bedrijven competitief kunnen blijven op de wereldmarkt en geen concurrentieel nadeel ondervinden met bedrijven buiten de EU die minder klimaatvriendelijk produceren. De Vlaamse Regering hervormt deze maatregel; minder bedrijven komen in aanmerking en het steunbedrag wordt strikter berekend. Daarnaast zullen bedrijven ook moeten aantonen hoe ze evolueren naar klimaatneutraliteit tegen 2050.

Een selecte groep bedrijven heeft voor de productie van hun eindproduct veel elektriciteit nodig. Het gaat bijvoorbeeld om bedrijven die gebruik maken van elektrolyse waarbij elektriciteit een grondstof is. In de prijs van elektriciteit zit het effect verrekend van de CO₂-emissierechten die betaald moeten worden via het Europese emissiehandelssysteem. Om ervoor te zorgen dat die bedrijven geen concurrentieel nadeel hebben op de wereldmarkt en om hun werkgelegenheid in Vlaanderen te houden, staat Europa toe om binnen bepaalde regels compensatie te bieden. De compensatie wordt gefinancierd uit de opbrengst van de veilingrechten van de emissiehandel. Het zijn dus onrechtstreeks de ETS-bedrijven zelf die het systeem financieren.

De nieuwe regeling geeft een beperkter aantal bedrijven toegang tot de steun.  Ook de berekening van de steun wordt aangepast. Deze hangt af van de productie en hoeveel elektriciteit daarvoor nodig is, gecombineerd met hoeveel CO₂-uitstoot die elektriciteit als gevolg heeft en de CO₂-prijs. Vanaf emissiejaar 2021 wordt de subsidie beperkt tot maximaal 75% van het berekende nadeel. Een uitzondering op dit plafond is volgens de EU-richtsnoeren mogelijk, maar zou slechts beperkt worden toegepast. Door deze verstrengingen wordt het globale steunvolume van Vlaanderen met ruim 40% verminderd. Waar het totale steunbedrag vorig jaar nog € 137,7 miljoen bedroeg, valt het voor dit jaar normaal gezien terug op ongeveer € 81 miljoen. De CO₂-prijs zal de komende jaren wel verder stijgen, waardoor zowel de veilinginkomsten voor ons land als de compensatie zullen toenemen. 

Vlaanderen stelt enkele nieuwe voorwaarden aan de bedrijven voor de compensatie. Zo moeten ze de helft van het steunbedrag herinvesteren in energie- of CO2-besparing of hernieuwbare energie als ze de normen van efficiënte productie niet halen en moeten ze de nieuwe energiebeleidsovereenkomst afsluiten met dus engagementen qua energiebesparing. Ook moeten ze een klimaatplan voorleggen dat aantoont hoe ze zullen evolueren binnen het klimaatneutraal Europa in 2050. Op die manier worden de bedrijven niet alleen financieel gecompenseerd, maar bereiden ze zich ook voor op de toekomst.

‘Onze industrie beseft dat ze aan de slag moet voor de klimaat- en energietransitie. De uitdagingen met hogere CO2-prijzen en energieprijzen zijn dan ook groot. Dit samen aanpakken is een verhaal van geven en nemen. Met de EBO engageren de bedrijven zich om top te zijn qua energie-efficiëntie. Met de compensatie voor indirecte emissiekosten, beschermen we als overheid onze elektro-intensieve bedrijven tegen concurrentie die de CO2-emissiehandel niet voelt.’’ zegt minister van Economie Jo Brouns. ‘Het zijn logische voorwaarden dat ze aantonen dat ze zich voorbereiden op de klimaatvoorwaarden waar we in Europa onherroepelijk naartoe gaan.’ 

PV-verplichting

Met het oog op het realiseren van de Vlaamse energie- en klimaatdoelstellingen zet Vlaanderen in op het  verhogen van het aandeel hernieuwbare energiebronnen. Er is nog een belangrijk onbenut potentieel aan zonne-energieproductie dat nog kan worden gerealiseerd op onbenutte grote dakoppervlakten. De Vlaamse regering koos ervoor om na jarenlange financiële aanmoediging, de achterblijvende eigenaars van gebouwen  met een elektriciteitsafname van meer dan 1000 MWh te verplichten hun verantwoordelijkheid op te zonnepanelen te plaatsen , op minstens 10% van de totale dakoppervlakte (omgerekend 12,5 Wp per m² dakoppervlakte). Deze 10% wordt gradueel verhoogd: in 2030 bedraagt het percentage 15% (of 18,75 Wp/m²) en in 2035 20% (of 25 Wp/m²). De verplichting geldt voor ongeveer 2.500 ondernemingen. Daarnaast geldt deze verlichting ook voor circa 700 overheidsgebouwen een elektriciteitsafname geldt van 500 MWh en vanaf 2030 voor circa 1.500 overheidsgebouwen wanneer de grens verder verlaagd wordt naar een afname vanaf 250 MWh.

De zonnepanelen hoeven niet enkel op het dak geplaatst te worden, maar kunnen ook op marginale gronden[2], carports, fietsenstallingen geplaatst worden of men kan kiezen voor drijvende zonnepanelen op het water. Daarnaast voorziet de Vlaamse overheid de mogelijkheid om de verplichting in te vullen door te investeren in nieuwe windmolens of bio-WKK, indien deze een equivalente hoeveelheid elektriciteit opwekken of door te participeren in nieuwe zonnepanelen, windmolen of bio-WKK. Ingeval de PV-projecten gerealiseerd worden alvorens de verplichting ingaat (op 1 juli 2025), kunnen de eigenaars verder genieten van de steun via de calls groene stroom (zolang deze call-regeling geldt). Indien er plannen zijn om het gebouw te slopen of het dak te renoveren, kan er uitstel verleend worden voor maximaal 5 jaar.

“We moeten samen maatregelen nemen om zo snel mogelijk en op langere termijn de energiefactuur betaalbaar te houden voor gezinnen en competitief voor ondernemingen”, geeft minister van omgeving Zuhal Demir aan. “Wie een geschikt dak heeft, zou zonnepanelen niet langer mogen uitstellen. De aankoopprijs is de voorbije jaren erg gedaald, terwijl de elektriciteitsprijs sterk gestegen is, dat maakt deze klimaatvriendelijke investering bijzonder rendabel. Nu is er nog een tijdje financiële ondersteuning voor gezinnen en ondernemingen, maar dat dooft uit in de volgende jaren. Meer nog, de allergrootste elektriciteitsgebruikers van Vlaanderen, worden vanaf 2025 verplicht om een deel van hun eigen elektriciteit zelf op te wekken met zonnepanelen.”

Vorige
Vorige

Vlaanderen neemt groot pakket maatregelen in functie van 80% werkzaamheidsgraad

Volgende
Volgende

Ook Vlamingen met beperkte kennis van het Nederlands zijn meer dan welkom op onze arbeidsmarkt